![]() |
Computerboek 8
|
![]() |
---|
1. Ik heb een sok. |
- Dat is sok. |
2. Jij hebt een broek. |
- Dat is broek. |
3. U heeft een muts. |
- Dat is muts. |
4. Hij heeft een laars. |
- Dat is laars. |
5. Zij heeft een knoop. |
- Dat is knoop. |
6. Wij hebben een ritssluiting. |
- Dat is ritssluiting. |
7. Jullie hebben een veter. |
- Dat is veter. |
8. Zij hebben een kous. |
- Dat is kous. |
9. Mohamed heeft een schoen. |
- Dat is schoen. |
10. Amina heeft een jurk. |
- Dat is jurk. |
11. Mohamed en Amina hebben een schoen. |
- Dat is schoen. |
12. De juf heeft een trui. |
- Dat is trui. |
13. U heeft een hemd. |
- Dat is hemd. |
14. Wij hebben handschoenen. |
- Dat zijn handschoenen. |
15. Jullie hebben een zwembroek. |
- Dat is zwembroek. |
16. Moeder heeft een rok. |
- Dat is rok. |
17. De meester heeft een jas. |
- Dat is jas. |
18. De jongens hebben schoenen. |
- Dat zijn schoenen. |
19. De jongen heeft een onderbroek. |
- Dat is onderbroek. |
20. Ik heb een muts. |
- Dat is muts. |