![]() |
Nederlands voor anderstaligen
|
![]() |
---|
1. Dit is boek. |
2. Daar liggen mappen. |
3. huis is heel groot. |
4. Geef jij pennen terug? |
5. Heb je hond al gezien? |
6. We nemen boeken mee naar school. |
7. Wil je poesje vasthouden? |
8. We doen deur dicht. |
9. We spelen met de bal in tuin. |
10.
jassen hangen aan de kapstok. |
11. We hebben geen Nederlands in leslokaal. |
12. Vandaag is juf ziek. |
13. Met kiezen kauwen we het eten. |
14. Wij halen kaartjes bij het loket. |
15. schrift ligt op de tafel. |
16. We hebben pijn in gezicht. |
17. Liggen boeken op de kast? |
18. We spelen met broertje. |
19. vader heeft een vrije dag. |
20. Hij helpt met het maken van huiswerk. |