<=
Index
=>
Nederlands voor anderstaligen
oefening 6.5
Invuloefening
Klik onderaan de bladzijde op "Controle" als je helemaal klaar bent.
Vul in:
Gebruik het werkwoord dat tussen haakjes staat
1. (slapen)
Wij
thuis allemaal op zolder.
2. (slapen)
Ik
in het grote bed dat tegen de muur staat.
3. (slapen)
Mijn zusjes
in het tweepersoonsbed.
4. (slapen)
En mijn broertje
in het bed onder het raam.
5. (blaffen)
De hond
zo hard dat iedereen wakker wordt.
6. (schrikken)
Ik
heel erg als ik zo'n harde knal hoor.
7. (leggen)
In mei
alle vogeltjes een ei.
8. (leggen)
Een koekoek
zijn ei in het nest van een andere vogel.
9. (leggen)
Als ik een vogeltje zie liggen,
ik het terug in het nest.
10. (gaan)
Het circus
vandaag weer verder.
11. (gaan )
Ik
er altijd heen als het in de stad komt.
12. (gaan)
Vader
dan met mee.
13. (gaan)
De kinderen van onze klas
bijna allemaal.
14. (kijken)
De boswachter
naar de herten bij de drinkplaats.
15. (kijken)
Ik ben er ook en ik
of er reeën bij zijn.
16. (kijken)
We
tot het donker wordt.
17. (lezen)
Ik
het liefst boeken over verre landen.
18. (lezen)
Wij
thuis allemaal graag.
19. (lezen)
Mijn zusje
twee boeken per week.
20. (lezen)
jij wel eens een boek?
controle
OK